Het doorluchtich Koninkryk der Toekomen de Werelt : Schriftmatich Bewesen

Layoutgetreues Digitalisat der Ausg.: Leyden, 1676 Standort: Universität Marburg, Bibliothek Religionswissenschaft (510) Signatur: 778 Bemerkungen: (Bibliothek Wittgenstein) Digitalisiert 2016

Gespeichert in:
Bibliographische Detailangaben
1. Verfasser: Raadt, Alhard de
Format: Buch
Sprache:Niederländisch
Veröffentlicht: Philipps-Universität Marburg 2017
Schlagworte:
Online-Zugang:DFG-Viewer
Tags: Tag hinzufügen
Keine Tags, Fügen Sie den ersten Tag hinzu!
Inhaltsangabe:
[Titelblatt]
Psalm CXII Vers IV
VOOR-REDEN
Inhaltsverzeichnis
I. Inleyding
II. Opening van ons gevoelen aangaande Gods Coninkrük
III. Aanwyfing der voetstappen van ons gevoelen aangaande Christi Coninkrük in de Ondste Voorseggingen
IV. Klaarder bericht uyt andere plaatsen vergeleken met het gene de Kerke des N.T. overgekomen is
V. Dat Christus noch een veel uytnemender Coninkrükte verwachten heeft, als t geen hy nu befit
VI. Hoe de Babylonische Monarchie tot de Meden en Persen, en die wederom tot de Grieken gekommen is
VII. Nader Opening deser Wisselbeurten
VIII. Dat door de Grieksche Monarchie Alexanders gebiedt, en nahem de Rijken van Syrien en Egypten te verstaansyn
IX. Het Onderbrengen der Grieksche Monarchie door de Romeynen
X. Dat door de Vierde Monarchie het Roomsch Rijk gemeent wort
XI. Wisselbeurten des Roomschen Rijks van Christikomste tot op den tegenwoordigen tijdt
XII. Dat het ysere Rijk eerlang staat vernieticht te worden met de Overblijfselen der vorige Monarchyen, op dat het plaats makevoor de Monarchye Christi
XIII. Dat Daniel door t Coninkrijk dat Godt verwecken sal, het Doorl: Coninkrijk Christi verstaat en ons gevoelen in allen delen bevesticht
XIV. Dat onse Salichmaker uyt den Hemel neder- komen sal, ende onder ons verschijnen, als hydese Nieuwe Monarchye oprechten fal
XV. Nader versterking deser sichtbaarlijke Toekomste Christi
XVI. Dat de Veromen de uytterste benautheyt fullen moeten uytstaan ontrent dese Toekomste
XVII. Breder bevestiging der aanstaande noot der uytverkorenen
XVIII. Dat, als de noot op t hoogstesynsal, de verlofsing fchielijk saltevoorschijn komen
XIX. Dat in den aanvank deses Groten Oordeels, de vromen haar Oordeel sullen moeten uytstaan, en dat daarna Gods slaande handt blijven sal op denk kop der godlosen
XX. Afgrijselijke Oordelen, die te dier tyde de godlosen in t generaal sullen overkomen
XXI. Mader aandringing der wrake Gods, die in t byfonder Werelijke en Geestelijke Overheden, Leraren, en die haar aanhangen, treffensal
XXII. Opening van enige bysondere omstandicheden, rakende de personen die geoordeelt sullen worden, en de Ordere der uytvoering deser gegestrenge Vergeldinge
XXIII. Onderrechting ontrent sommige Omstandicheden, rakende de Personen die dit Oordeelsullen helpen uytvoeren
XXIV. Dat Gods gunst- genoten dan van allerleye wederweerdicheden voor altoos sullen verlost, en met over- grote blydschapbegenadicht worden
XXV. Nader Bevestiging deser troostike Verlossing van het Israel Gods
XXVI. Dat het gansche zaat Abrahams uyt Ioden en Heydenen, in die dagen van den Heere salingenade aangenomen worden
XXVII. Dat de Tien Stammen Israels te dier tijde weder te voorschijn sullen kommen, en met Iuda verenicht worden
XXVIII. Nader bevestiging deser wederbrenging van gansch Israel
XXIX. Dat geheel Israel alsdan wederom in het Landt harer Vaderenwonensal, en Canaan in meerder luyster als oytte voran herstelt worden
XXX. Dat Ierusalem in die dagen wederom in gloryrijken luyster sal worden opgebouwt
XXXI. Datter te dier tijde op nieuw een Tempelsal gesticht worden in den lande Israel
XXXII. Bouvallicheyt der redenen, waar mede de School-geleerden dit Gevoelen wanen om verrete kunnen stooten
XXXIII. Omstandichlijk bericht nopende de ganschen Omslag deses nieuwen Tempeldiests
XXXIV Nader bevestging van de herstelling der Priesteren en Levyten om den dienst waar te nemen in dit Heylichdom
XXXV. Dat het Nieuwe Verbodt met Israel en Iuda gemaakt, in die dageneerst volkomentlijk sal vervult worden
XXXVI. Dat Abrahams nakomelingen te dier tijde boven alle volkeren sullen gezegent wordenz ende dat syniet tot de Heydenen, maar de Heydenen tot haar sullrn werden toegevoegt
XXXVII. Dat de Heere syn Volk alsdan den vollen Oogst van Zegen en genade nalichaam en zielesal doen genieten.
XXXVIII. Nader bevesting van den groten overvloet der lichamelijke zegeningen
XXXIX. Verder versterking deser Waarheytuyt enige bysondere Beloften.
XL. Dat de lievelingen Gods in dit Doorluchtich Coninkrijk met Christo regerensullen, als deel-genoten syner Heerlijkheyt
XLI. Dat de Throon Davids en het vorige Coninkrijk Israels te dier tjde wederom opgerecht salworden
XLII. Dat Godt alsdan syne waardste Gunstgenoten sal doen opstaan uyt den grave, omnevens hare Broederen deel-genpten te syn in het Rijk der Heyligen
XLIII. Wegneming der schijn-strijt ontrent sommige Beloften
XLIV. Oplossing en omkering der voornaameste Tegenwerping genomen uyt Ioan 18
XLV. Oplossing en Omkering der andere Tegenwerpingen, die uyt de Schrifture worden bygebracht
XLVI. Oploffing en Omkering der beswaarnisfen die buyten Gods Woort ons worden te laste gelegt
XLVII. Dat niemant een deel-genoot sal syn deser glory-rijke Heerlijkheyt der kinderen Gods hier beneden, die niet met een grote ernst den Beelde Christi getracht heeft in alles gelijk fomischte syn
XLVIII. Nader Opening van onsen plicht, om onse zielen te versekeren dat wy met het Israel Gods de beloofde Heerlijkheyt beervensullen
XLIX. Verdere versterking van t geen ons te doen staat, op datwe staan mogen voor den Sonne des menschen in syne Doorluchtige Toekomste
L Gebedt tot den Heere, volgens het volmaakt voorschrift onses Salichmakers, dat hy alle Geslachten der aarde door syn Geest krachtdadichlijk aansette, om wel-behaaglijk voor hem gevonden te worden in dien Doorl: Dag
Waar in omstandichlijk bewesen wort, dat alle Secten sonder onferscheyt wederom Overspelbedryven met de grote Hoere Iesabel, als voor detyden der Reformatie;